-
1 vanité
vanité [vaanietee]〈v.〉1 ijdelheid ⇒ verwaandheid, zelfingenomenheid2 ijdelheid ⇒ nietigheid, vergankelijkheid♦voorbeelden:1 tirer vanité de qc. • zich op iets laten voorstaan, zich op iets beroemenpar vanité • uit ijdelheidsans vanité • in alle bescheidenheidf1) ijdelheid, verwaandheid -
2 tirer vanité de qc.
tirer vanité de qc.————————tirer vanité de qc.zich op iets laten voorstaan, zich op iets beroemen -
3 gloire
gloire [glwaar]〈v.〉1 roem ⇒ eer, glorie3 trots♦voorbeelden:travailler pour la gloire • iets doen uitsluitend voor de eer, voor nietstirer gloire de qc. • zich op iets beroemenf1) roem, glorie2) vermaardheid3) trots4) pracht -
4 tirer gloire de qc.
tirer gloire de qc. -
5 vanter
vanter [vãtee]1 roemen ⇒ (aan)prijzen, ophemelen1 zich beroemen (op) ⇒ opscheppen (over), prat gaan (op)♦voorbeelden:sans me vanter • al zeg ik het zelfil n'y a pas de quoi se vanter • dat is niet iets om trots op te zijnv( se vanter (de)) opscheppen (over)
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский